Als onderzoeksjournalist en kunsthistoricus probeert Renée Steenbergen systemische vraagstukken in de kunstwereld te onderzoeken en bespreekbaar te maken. Deze publicatie kwam tot stand in samenspraak met circa vijftig betrokkenen, belangenverenigingen voor kunstenaars en makers, brancheorganisaties, leidinggevenden van kunstmusea, podia en fondsen. Volgens de auteur beoogt zij een discussie aan te zwengelen over de broodnodige noodzaak van verandering in de cultuursector.
De kunstsector is kwetsbaar, dat werd overduidelijk tijdens de coronapandemie. Corona heeft laten zien dat het economisch model van rendementsdenken en groei risico’s inhoudt. Steenbergen komt in het boek met zes voorstellen om het tij te keren in de kunstsector, want er zijn veel hindernissen. Om er een aantal te noemen:
- Er is gebrek aan cultuureducatie.
- Instellingen staan centraal in het overheidscultuurbeleid in plaats van de maakpraktijk.
- De winnaars in het financieringssysteem zijn de grote nationale musea en podia in de Randstad, terwijl de kleinere gezelschappen in de regio’s vaak kampen met structurele financiële tekorten.
- Het bedrijfsmatige verdienmodel van productiviteit, kwantiteit en groei leidt tot verslaving aan kortdurende projecten.
- Er is overmatige wet- en regelgevingsdruk van de hoofdfinancier (de overheid).
- Innovatie speelt zich helaas steeds meer af buiten de reguliere kunstinstellingen, te weten in broedplaatsen en online.
De oorzaken die de systemische aanpak van deze hindernissen belemmeren, blijken hardnekkig.
Haar zes voorstellen voor een drastische verandering hebben mijns inziens niet veel slagkracht op korte termijn maar misschien wel op middellange termijn. Een aantal passeren hier de revue. Steenbergen geeft aan dat binnen de kunstwereld een cultuuromslag moeten plaatsvinden. Een herverdeling van financiële middelen is hard nodig. Dus geen overfinanciering van klassieke kunsten, zoals nu het geval is. De rol van de overheid zou veel meer voorwaardenscheppend moeten zijn. Een innovatiefonds voor de culturele sector zou bijzonder nuttig kunnen zijn. Ook een meer verantwoordelijke bijdrage van vermogensfondsen zouden het verschil kunnen maken. Geef disrupties – lees: nieuwe radicale kunststromen – van pioniers een faire overlevingskans. Smeed allianties om de kans op financiering te vergroten.
Het boek zet zeker aan tot denken, maar het zijn vooral suggesties voor de overheid en vermogensfondsen en minder voor de makers en organisaties zelf. Ook blijft de politiek buiten beschouwing. Een gemiste kans omdat hier vaak verandering begint. De keurige verwoordingen in het boek dagen m.i. onvoldoende uit tot discussie: daarvoor moet je als auteur soms scherper op de snede de lezers uitdagen. Laten we hopen dat enkele voorstellen opgepakt gaan worden.
--
Deze recensie stond eerder in Vakblad fondsenwerving, jaargang 25, nummer 3, dat in juni 2023 uitkwam.