Kleine goede doelen hebben in 2020 de zwaarste klappen gekregen als gevolg van de coronacrisis, blijkt uit grootschalig onderzoek van toezichthouder goede doelen CBF en onderzoekers van de Radboud Universiteit. In absolute getallen is er meer geld naar de sector gegaan, maar in vergelijking met de jaren voor corona zijn zowel de grote, middelgrote als de kleine organisaties er gemiddeld op achteruit gegaan. Alarmerend is ook de groeiende kloof tussen grote en kleine organisaties.
Over het onderzoek
Toezichthouder CBF en de Radboud Universiteit (Lau Schulpen, Luuk van Kempen, Sara Kinsbergen en Daniëlla van Uden) vroegen 641 organisaties een enquête in te vullen. 621 van hen waren CBF Erkende organisaties. Een totaal van 317 organisaties (49,5 procent) vulde de vragenlijst in, waarvan 303 volledig. Het betreft 125 grote organisaties (meer dan twee miljoen aan inkomsten), 119 middelgrote organisaties (inkomsten van een ton tot twee miljoen) en 73 kleine organisaties (minder dan een ton aan inkomsten).
Inkomstendaling
Ongeveer 28 procent van de gevraagde organisaties wist een groei in inkomsten te behalen. Tot die groep behoren overigens zowel kleine als grote organisaties. Toch zijn het over het algemeen vaker de grote organisaties die een substantiële stijging van hun inkomsten hebben beleefd (ruim één op drie) en vaker de kleine organisaties die een substantiële daling moesten noteren (bijna zes op de tien).
In totaal noteerde de helft van de gevraagde organisaties over 2020 een verlies. Onder de streep is het beeld daarom simpelweg somber: zelfs de grote organisaties hebben ten opzichte van voor de pandemie aan inkomsten in moeten boeten (-0,3 procent), zij het veel minder dan middelgrote (-6,4 procent) en kleine non-profits (-13,4 procent).
Opvallend is dat de groei in baten in absolute cijfers groter is dan de daling. De stijgers noteerden een totale groei van 174 miljoen, terwijl de dalers in totaal 67 miljoen aan inkomsten verloren. De onderzoekers plaatsen daar wel een kanttekening bij: ruim tweederde van de inkomstenstijging komt bij vijf organisaties vandaan. De resterende inkomstenstijging zit bij de overige 79 stijgers. Bij de dalers is een soortgelijk beeld te zien: de top-5 dalers nemen 46 procent van het totale verlies voor hun rekening.
Inkomstenbronnen
De vaakst genoemde reden voor de terugloop van inkomsten is een duidelijke daling uit inkomsten van particulieren. Ruim driekwart van de respondenten heeft daarmee te maken, mede vanwege het feit dat goede doelen amper tot geen fondsenwervende evenementen konden organiseren. Bij de dalers geeft een op de vier non-profits aan dat het ook uit eigen activiteiten en van bedrijven minder inkomsten binnenkreeg.
Tegelijkertijd is een stijging aan inkomsten ook heel vaak dankzij een groei aan particuliere donaties. Ruim tachtig procent van de organisaties die een inkomstenstijging mochten noteren zegt dat.
Die fluctuerende particuliere gelden zijn over het algemeen de op-een-na belangrijkste inkomstenbron: alleen de overheid is belangrijker voor de goededoelensector. De overheid wordt maar door weinig doelen genoemd als reden voor de stijgende of dalende inkomsten. Volgens de onderzoekers kan dat te maken hebben met de langlopende subsidies die vooral middelgrote en grote doelen van de overheid krijgen.
Werkgebieden
Vervolgens splitsen de onderzoekers de organisaties uit per thematische groep. Opvallend is dan dat gezondheidsfondsen over het algemeen een verlies hebben gedraaid ten opzichte van de baten van 2018/2019, ondanks een pandemie die hen direct aangaat. Er ging gemiddeld meer geld naar natuur en milieu (4,4 procent meer dan voor corona) en naar religie en levensbeschouwing (ongeveer één procent meer). De zwaarste klappen vielen in de sectoren welzijn (-9,8 procent) en onderwijs (-18,7 procent).
Werk van goede doelen
Op het gebied van werkzaamheden is er op grote lijnen veel veranderd. Driekwart van de respondenten moest reguliere activiteiten stilleggen, uitstellen of staken. Hier beginnen grote organisaties zich duidelijker af te steken tegen de kleintjes. Grote organisaties pasten vaker hun werkzaamheden aan omdat ze dat konden. Veel van hen startten nieuwe activiteiten (58 procent) of verplaatsen activiteiten naar een online platform (ruim zestig procent). Kleine organisaties zaten zelden in zo’n luxepositie. Slechts een op de vier kleinere doelen kon nieuwe activiteiten starten en reguliere activiteiten verplaatsen naar online was maar voor een op de vijf weggelegd. Zij zijn dan ook beduidend pessimistischer wanneer het gaat over het weer ‘normaal’ kunnen uitvoeren van het werk in 2021.
Tegenover het grote verschil in activiteiten is de situatie van werknemers amper veranderd. 58 procent van de grote goede doelen, die vooral draaien op werknemers in loondienst, hebben geen veranderingen doorgevoerd. Het overgrote deel van kleine organisaties draait daarentegen op vrijwilligers (en ook een op de vier middelgrote organisaties), waardoor de veranderingen daar minder in het oog springen. In totaal heeft 12,5 procent van de respondenten enkel nieuwe stafleden aangenomen en negen procent enkel mensen ontslagen. Veertien procent deed allebei. In 2021 verwacht slechts drie procent van de gevraagde organisaties nog mensen te moeten ontslaan als gevolg van de coronapandemie.
Zorgen en kansen
Tot slot vroegen de onderzoekers de organisaties naar hun zorgen en de kansen die ze zien. Ook hier is het beeld voor de kleine goede doelen niet altijd positief. Vijftien procent van de kleine doelen vreest voor haar voortbestaan. Zij vrezen ook bovengemiddeld veel voor afnemende aandacht voor hun doel, afbreuk aan gemaakte resultaten en oprakende reserves. Toch vrezen zij het meest dat ze geen fondsenwervende activiteiten meer kunnen organiseren. Bijna twee op de drie kleine organisaties maakt zich daar zorgen over. Deze problemen leven overigens ook bij middelgrote en grote organisaties, maar wel in mindere mate.
De kansen die Covid-19 brengt zijn dan weer voornamelijk weggelegd voor de grote goede doelen. Een meerderheid denkt bijvoorbeeld aan innoveren (bijna tachtig procent) en het aantonen van de meerwaarde van hun eigen organisatie (ruim zestig procent). Kleine organisaties zien op dat gebied veel minder kansen. Zij moeten eerst zien te overleven voordat ze andere kansen kunnen aangrijpen.