Sander Dekker, Minister voor Rechtsbescherming stuurde op 18 oktober 2019 een brief aan de Tweede Kamer, over het overheidsbeleid en de coördinerende rol van zijn ministerie ten aanzien van filantropie. Deze brief schreef hij mede naar aanleiding van het verkennend onderzoek 'Filantropie op de grens van overheid en markt' van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), ongeveer een jaar geleden.
Hij informeert de Kamer aan de hand van drie speerpunten: het stimuleren van geefgedrag, het bevorderen van transparantie en betrouwbaarheid van de sector en het bevorderen van samenwerking tussen overheid en filantropie. Gelet op de zeer grote hoeveelheid ruimte in de brief, wordt de Verkenning van de WRR als een belangrijke leidraad gezien, al winkelt hij hier en daar wel wat selectief, vooral als het gaat om de relatie tussen overheid en filantropie.
Stimuleren geefgedrag
Onder het stimuleren van geefgedrag verstaat het kabinet het stimuleren van 'De vrijwillige inzet in tijd en geld voor het algemeen maatschappelijk belang door burgers, goededoelenorganisaties, vermogensfondsen, kerken en bedrijven.' Maar hij kiest bij dat 'stimuleren' wel voor een nogal passieve houding: 'Het vrijwillig geven van tijd en geld blijft een private aangelegenheid. De verantwoordelijkheid om geefgedrag te stimuleren en giften efficiënt en doelmatig te besteden ligt bij de sector filantropie.'
Misschien is het stimuleren van geefgedrag meer iets voor brancheorganisatie Goede Doelen Nederland, als nieuwe speerpunt bij het 25-jarig jubileum.
Hoewel Dekker zegt het geven te willen bevorderen, laat hij dat dus vooral over aan de filantropische sector zelf. Intussen produceert hij ook een beleidsvoornemen dat alles legitimeert dat het geefgedrag beperkt, zoals de maatregelen die Mona Keijzer voorstelt tegen het bellen van (potentiële) gevers: 'Allereerst wil ik benadrukken dat het kabinet bij beleidsinitiatieven die de sector raken het belang van filantropie zorgvuldig afweegt tegen andere maatschappelijke belangen.' Het goede nieuws is dat hij ook nog bekendmaakt bij te zullen dragen aan de financiering van Geven in Nederland.
Zonder al te veel moeite kunnen we concluderen dat Dekker een beleid voorstaat waarbij de overheid naar willekeur filantropie kan beperken of stimuleren. Dat is wel ongeveer zoals we hem als Minister en eerder als staatssecretaris hebben leren kennen.
Vergroten transparantie en betrouwbaarheid
Het tweede grote beleidsdoel is het vergroten van de transparantie en betrouwbaarheid van de filantropische sector. Maar daarbij wordt vooral verwezen naar het vele dat er op dat punt, voornamelijk door de sector zelf, al is gebeurd. Het bestaande stelsel van het duale toezicht, waarbij overheid en filantropische sector elk hun verantwoordelijkheid hebben, wordt voortgezet. Wel wordt als apart punt verwezen naar het overheidsstreven naar de openbaarmaking van giften van € 15.000 en meer, om ongewenste geldstromen te voorkomen.
Samenwerking overheid en filantropische sector
Het derde beleidsdoel is het bevorderen van samenwerking tussen overheid en filantropie. Dekker: 'Ik erken dat de overheid en filantropie verschillend van aard zijn. De overheid draagt verantwoordelijkheid voor publieke belangen op basis van rechtsstatelijke principes en filantropie kan daarom, zoals beschreven in de WRR-verkenning, niet als substituut voor overheidsvoorzieningen worden beschouwd.'
'Wel kunnen', aldus Dekker, 'overheid en filantropie samenwerken in de aanpak van maatschappelijke opgaven die vragen om de inzet van de samenleving als geheel. Dit geldt voor zowel de Rijksoverheid als lokale overheden.' Dekker vervolgt: 'daarbij zal de overheid zich rekenschap moeten geven van de autonomie en selectiviteit van filantropie en dat voor rolvervaging moet worden gewaakt.' Op basis van deze uitgangspunten is hij themagerichte samenwerking met de filantropische sector aan het verkennen.
Aan de ene kant samenwerken bij de aanpak van maatschappelijke opgaven; en aan de andere kant afstand bewaren en de autonomie van de filantropie respecteren. Dat wordt nog lastig. Overheden hebben niet de natuurlijke neiging om zich sterk te maken voor de autonomie van maatschappelijke sectoren. We hoeven maar om ons heen te kijken om voorbeelden te zien van het tegendeel, in Nederland en elders. De filantropische sector zelf zal zijn autonomie moeten bewaken, niet alleen in overleg, maar ook door zo nu en dan te besluiten niet aan overleg deel te nemen, geheel in de geest van de WRR Verkenning. Dat zal nog lastig worden, voor branche-instellingen die zich in de eerste plaats zijn gaan gedragen als gevestigde instituten, net als de overheid.
Dit is een sterk verkorte versie van een artikel dat op 12 november in Vakblad fondsenwerving verschijnt.
--
Downloads:
Beleidsvisie op filantropie (18 okt 2019)
Convenant Ruimte voor geven (21 juni 2011)
Filantropie op de grens van overheid en markt (eind 2018)
Uitwerking verbeteropties giftenaftrek en ANBI regeling (maart 2019)