Ik heb een haat-liefdeverhouding met de trein. Aan de ene kant vervloek ik de NS hardgrondig als de boel weer eens in het honderd loopt door vallende bladeren, vastvriezende wissels, kapotte bovenleidingen en loslopende koperdieven. Aan de andere kant ben ik dol op de trein en dat is gek genoeg te danken aan de door iedereen zo gehate drukte.
“Het zijn net veewagens!”, roept de gemiddelde automobilist op iedere verjaardag. Dat is vast bedoeld om zijn eigen gedrag goed te praten, maar helemaal ontkennen kan ik het niet: vaak zit je in de trein als een haring in een ton. Maar juist die drukte heeft grote voordelen. Zo stond ik eens klem op het balkon (verwarrend woord) van een overvolle dubbeldekker. De trein was bezig een station binnen te rijden en elke forens weet dat je je dan maar beter ergens aan vast kunt grijpen.
Vlakbij mij, op het trapje naar de bovenverdieping, stond een oudere dame nietsvermoedend voor zich uit te staren. U raadt het al: toen de trein zwenkte verloor ze haar evenwicht en tuimelde in de diepte. Op elke andere plek was dit een bloedbad geworden, maar niet in deze spitstrein. Door de drukte landde ze namelijk als een soort stagediver op onze hoofden. Jazeker, met vereende krachten redden we haar leven - overigens zonder een poot uit te steken.
Maar er zijn meer voordelen aan de trein. Mijn medereizigers leven namelijk allemaal in hun eigen universum en doen graag alsof de rest van de wereld niet bestaat.
Maar dat verandert als de trein kapot gaat. Plotseling kijkt iedereen verschrikt op van zijn mobiel: “wat is er aan de hand?” “Hoe lang gaat het duren?” Je kunt de klok erop gelijk zetten: binnen tien minuten is de hele coupé gevuld met vrolijk gekakel. Wildvreemden bieden elkaar snoepjes aan en samen beklagen ze zich hoofdschuddend over de conducteur (die juist op deze momenten opvallend afwezig is). De les die ik hieruit leer, is dat mensen asociaal zijn tot ze door een gemeenschappelijk probleem sociaal worden.
Het grootste voordeel heb ik nog niet eens genoemd. Treinreizigers vormen namelijk een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking. Werkelijk iedereen kom je er tegen: christenen zitten gebroederlijk naast moslims, bejaarden naast studenten, toeristen naast forensen. Maxima kan wel zeggen dat ‘de Nederlander’ niet bestaat, maar ik kom hem echt elke dag tegen in de trein! En dat betekent dat ik hem ook elke dag ongemerkt kan afluisteren.
Ik wil alle medewerkers van alle goede doelen daarom uitnodigen om voortaan met de trein naar het werk te gaan! Nergens zit je zo lekker bovenop de doelgroep als hier. Je hoort uit de eerste hand wat hen bezighoudt, waar ze om moeten lachen en waar ze zich aan ergeren. En als bonus mag je af en toe een oma redden. Wat wil een mens nog meer?