Als iemand die gelooft in nut en noodzaak van ontwikkelingssamenwerking, loopt Amref Flying Doctors directeur Danny Dubbeldeman niet over van enthousiasme voor de gloednieuwe regering. Maar deze week, nu kabinet Schoof I aan de slag gaat, is geen moment voor teleurstelling of boosheid. Het is een dag voor zelfreflectie. Want wat hadden we als ontwikkelingsorganisatie kunnen doen om mensen bij ons betrokken te houden?
Door Danny Dubbeldeman, directeur Amref Flying Doctors
Na een half jaar onzekerheid is het dan toch gebeurd: we hebben een kabinet met een radicaal-rechtse signatuur. Voor mij, als iemand die in ontwikkelingssamenwerking werkt én gelooft, is dat geen vrolijk moment. Maar het dwingt ook tot zelfreflectie. Want betekent deze politieke verandering dat mensen minder solidair zijn met wie het minder heeft? Wat hadden we anders kunnen doen, om deze mensen bij ons te houden?
De feiten liegen er niet om. Ruim 24 procent van de mensen stemde eind vorig jaar op de PVV, een partij die ontwikkelingssamenwerking afdoet als een linkse hobby. Dat heeft gevolgen: het nieuwe kabinet wil jaarlijks 2,4 miljard euro gaan bezuinigen. Het geld dat dat oplevert, moet ten goede komen aan Nederlanders die het moeilijk hebben.
Dat alles bezorgt mij, zoals wel meer van de 76 procent van de mensen die géén PVV stemde, buikpijn. Natuurlijk, ik wil óók dat de armste groep in Nederland erop vooruitgaat. Maar om de kosten daarvan te verhalen op de armste groep in de wereld, wiens omstandigheden nog heel veel zwaarder zijn, is toch wel erg cru - en kortzichtig bovendien.
In ieders belang
Om bij mijn eigen organisatie te blijven: Amref Flying Doctors bouwt sinds 1957, samen met onder meer het ministerie van Buitenlandse Zaken, aan een gezond en sterk Afrika. Mede door onze inspanningen is de gemiddelde leeftijd op dat continent sinds die tijd gestegen van 42,5 naar 64 jaar. En terwijl er in 1960 nog 155 van elke duizend baby’s stierven voor ze een jaar oud waren, zijn dat er nu 42 op de duizend. Toch zijn we er nog niet. Om bij hetzelfde vergelijk te blijven: in Nederland worden mensen gemiddeld 82 jaar. En sterven er drie op de duizend baby’s voor ze één jaar zijn.
Deze effectiviteit en noodzaak van ontwikkelingssamenwerking zijn niet de enige argumenten om ermee door te gaan. Want zoals vele experts, en zelfs de jongerenvereniging van de VVD, de afgelopen maanden betoogden: ontwikkelingssamenwerking is ook in ons eigen belang. Nederland is immers geen eiland; we zijn gebaat bij internationale vooruitgang en stabiliteit.
Maar wat er schuilgaat áchter die PVV-winst, achter die bezuinigingsdrang, vind ik misschien nog wel het meest zorgelijk. Want waar is de compassie gebleven? Wat hebben we verkeerd gedaan, dat die intrinsiek menselijke waarde schijnbaar zo kon afbrokkelen, om plaats te maken voor wantrouwen en hardvochtigheid?
Eigen bubbel
Ik geloof, en blijf geloven, dat de solidariteit die in mijn jeugd zo normaal was en die ik terugzie in mijn kinderen en hun vrienden, ingebakken zit in bijna ieder mens. Het vermogen om je in te leven in een ander, de wil om te helpen, om bij te dragen, dat hoort gewoon bij ons mensen.
Hebben we, als maatschappelijke organisaties, dan toch te weinig oog gehad voor mensen buiten de eigen bubbel? Gaan we er te veel vanuit dat wij wel weten hoe de wereld werkt, en hebben we iedereen die het niet met ons eens is van ons vervreemd? Zijn we niet transparant genoeg? En zo ja: hoe veranderen we dit?
Het zijn vragen waar ik niet direct een antwoord op heb. Maar deze week houdt dit me bezig – even sterk als de vraag hoe we ons impactvolle jeugdgezondheidsprogramma Power to You(th) overeind houden als het partnerschap met Buitenlandse Zaken wegvalt.
De komende jaren blijven we hoe dan ook hard werken aan onze missie: een gezond en sterk Afrika. Maar we gaan ook grondig onderzoeken hoe we de verbinding met een breed publiek in Nederland kunnen herstellen en verstevigen. Mijn pleidooi: laten we strijdbaar blijven - zonder hardheid, met een open blik naar de ander en onszelf.