De basisinfrastructuur waarmee de overheid culturele subsidies verdeelt moet op de schop, schrijft de Raad van Cultuur in een advies waaraan vierhonderd mensen uit de culturele sector meewerkten. Er is nu te weinig aandacht voor cultuur in regio’s buiten de Randstad en een aantal specifieke sectoren, zoals jazz, hiphop en fotografie. De Raad van Cultuur pleit voor een centraal Rijkscultuurfonds dat landelijke subsidies verleent.
Makers en instellingen buiten de Randstad moeten het met veel minder subsidie doen, waardoor het aanbod daar achter blijft ten opzichte van de grote steden. Ook is het huidige systeem voornamelijk gericht op klassieke kunstvormen, waardoor aandacht voor modernere vormen achterblijft.
Het geld - bij elkaar ongeveer 520 miljoen euro – wordt nu jaarlijks verdeeld via het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de zes rijkscultuurfondsen. Vanaf 2029 zou dat geld naar één instantie moeten vloeien; een nieuw ‘Rijkscultuurfonds’. Dat zou een autonome instantie moeten worden met provinciale afdelingen waarbij men een aanvraag kan doen. Voor instellingen die landelijk opereren of regio-overschrijdende relevantie hebben, zoals de Nationale Opera of grote festivals, zou er een nationale portefeuille moeten komen.
De praktische herziening van het subsidieklimaat in de culturele sector zou nog even op zich kunnen laten wachten: de kans is groot dat het voorstel van de Raad van Cultuur pas wordt opgepakt wanneer een nieuw kabinet aangetreden is.