De vijftigste Nobelprijs voor de economie is gewonnen door drie economen die onderzoek hebben gedaan naar de bestrijding van armoede. De commissie vindt dat de winnaars - Abhijit Banerjee, Esther Duflo (beiden MIT uit het Amerikaanse Cambridge) en Michael Kremer (Harvard) - de weg gebaand hebben voor een effectievere bestrijding van armoede, die ondertussen leidend is geworden in het veldonderzoek. Duflo is met haar 46 jaar de jongste Nobel-laureaat in de economie, en de tweede vrouw die de prijs in ontvangst mag nemen.
De onderzoekers zien wereldwijde armoede als een van de meest urgente vraagstukken die opgelost moet worden. Meer dan 700 miljoen mensen leven van een extreem laag inkomen en elk jaar sterven vijf miljoen kinderen onder vijf jaar aan ziektes die vaak met goedkope medicijnen behandeld of voorkomen hadden kunnen worden.
Banerjee, Duflo en Kremer bedachten nieuwe onderzoeksmethoden voor onderzoek naar armoede. Ze vonden dat onderzoeksopzet met een combinatie van specifieke vragen en kleine experimenten effectieve resultaten genereren. Bijvoorbeeld: in landen met lage inkomens zijn schoolboeken schaars en gaan kinderen vaak hongerig naar school. Moet er dan geïnvesteerd worden in meer boeken, of gratis schoolmaaltijden?
Geen van beide bleek écht goed te werken, toen de onderzoekers het experiment uitvoerden in West-Kenia. Uiteindelijk bleek dat het grootste probleem is dat het onderwijs in deze gebieden niet goed aansluit bij de behoeften van de schoolkinderen. Later pasten Duflo en Banerjee de experiment-methode ook toe in India, met een positief effect.
De drie laureaten ontvingen ruim 800.000 euro, om met zijn drieën te verdelen. Hoe ze het geld zullen besteden is nog niet bekend.