"bij respondenten met weinig vertrouwen [in goede doelen] neemt (...)het vertrouwen flink toe als gevolg van het onder de aandacht brengen van het validatiestelsel."
"Gevers denken (...), dat wanneer er meer toezicht op goede doelen gehouden zou worden, er wellicht meer mis was in de sector dan ze hadden gedacht. Niet-gevers echter zullen niet per se veranderen in gevers wanneer het toezicht op goede doelen zou worden uitgebreid."
Je zou haast denken dat bovenstaande alinea een uitspraak is van een tegenstander van het validatiestelsel. Maar nee. Het zijn de uitkomsten van een onderzoek uitgevoerd door Intomart GfK BV in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Begin 2013 werd een representatieve steekproef onder de Nederlandse bevolking gehouden, ontleend aan het document ‘Naar een nieuw stelsel voor toezicht en kwaliteitsverbetering voor de filantropische sector’ van het CBF.
Bij de onderhandelingen ten behoeve van het nieuwe validatiestelsel wordt naar mijn mening bovenstaand opmerkelijk onderzoeksresultaat wat gemakkelijk opzijgeschoven. Impact is het modewoord; die moet gemeten worden en die moet worden verantwoord. De donateur lijkt soms wel op het tweede plan te geraken.
Betekent dat dan dat ik tegenstander ben van impact en transparantie? Nee, maar ik zou willen dat er wat pragmatischer mee omgegaan wordt. In dat kader is het wel goed om Jan van Berkel, directeur van de Leprastichting en bestuurslid van VFI, aan te halen. In een gesprek met ViceVersa stelt hij dat transparantie eigenlijk niets meer en niets minder is dan eerlijkheid. “Dat zou al een woord zijn dat beter past bij de kernwaarden van een ngo. Maar als je kijkt hoe de Nederlandse ontwikkelingssector het woord gebruikt, dan gaat het meteen over richtlijnen voor transparantie, keurmerken voor transparantie of de transparantieprijs. Allemaal bedrijfsvoeringsjargon,” constateert Van Berkel. Hij spreekt hier over de ontwikkelingssector, maar hetzelfde geldt natuurlijk voor de gehele filantropische sector.
Eerlijkheid
Eerlijkheid naar de donateur en eerlijkheid naar jezelf, dat is een gevoelig onderwerp, want de mens is eigenlijk helemaal niet zo eerlijk. Naar dat onderwerp heeft psycholoog en gedragseconoom Dan Ariely uitgebreid onderzoek gedaan. In zijn boek Predictably Irrational laat hij zien dat alle mensen oneerlijk gedrag vertonen als ze daartoe in de verleiding worden gebracht. Weinig mensen zijn extreem oneerlijk; eigenlijk is iedereen het een klein beetje. Dit gedrag wordt versterkt als de kans om betrapt te worden afneemt. Ook neemt oneerlijkheid toe naarmate de ‘afstand tot cash geld’ toeneemt: op je werk een euro uit de koffiebus nemen is heel iets anders dan voor een euro aan pennen en kladblokken meenemen voor thuisgebruik. En tenslotte is oneerlijkheid ook een vorm van groepsgedrag. Maar Ariely kwam er ook achter dat er een remedie tegen oneerlijkheid bestaat: de tien geboden.
Voorafgaand aan een gedragsexperiment moesten de proefpersonen van hem zich zo veel mogelijk van de tien geboden herinneren. Verrassend genoeg waren de proefpersonen vervolgens veel eerlijker in het daaropvolgende experiment. Dan maakte het niet uit of ze zich nu nul, één of alle tien geboden konden herinneren. Evenmin maakte het uit of de kans om betrapt te worden nu groot of klein was. Hij herhaalde dit experiment, maar in plaats van het onthouden van de tien geboden, liet hij de proefpersonen nu vooraf de volgende verklaring ondertekenen: ‘Ik begrijp dat dit onderzoek valt onder de MIT-erecode.’ De uitkomst van dit experiment was hetzelfde als bij de tien geboden. Integriteit neemt blijkbaar toe bij de gedachte aan een soort van erecode.
Heldere taal
Dit idee kunnen we wellicht ook toepassen in de filantropische sector: de goededoelenerecode. Wat mij betreft maken we gebruik van bestaande normen uit de Code Wijffels en/of de SBF-gedragscode, maar dan moet hij nog wel herschreven worden in heldere taal, zodat iedere (potentiële) donateur begrijpt wát er nu precies wordt beloofd.
We verplichten bestuur, directie en raad van toezicht van de grootste goede doelen om jaarlijks op YouTube een filmpje te plaatsen waarin ze, duidelijk in beeld, de belofte uitspreken. Dezelfde verplichting kan gelden voor organisaties die snel groeien of zich anderszins in een uitdagende fase van hun bestaan bevinden. Kleine organisaties en organisaties die zich in rustig vaarwater bevinden kunnen toe met een schriftelijke belofte. Te publiceren op hun website, maar wél met foto.
‘Weinig mensen zijn extreem oneerlijk; eigenlijk is iedereen het een klein beetje’
Met deze belofte van eerlijkheid kunnen we de andere transparantie-eisen beperken en de administratieve lasten voor goede doelen niet verder laten stijgen. Hopelijk zorgt het er ook voor dat vergelijkingstools kunnen worden herschreven of zelfs afgeschaft. Want als het KNCV Tuberculosefonds op een schaal van 0 tot 100 een Indicatieve Impact Score kan hebben die 0,02 beter is dan die van Cordaid Memisa (nummers 37 en 38 op de nationalegoededoelentest.nl), dan staat transparantie al lang niet meer gelijk aan eerlijkheid. Slechts nog aan het aanleveren van betekenisloze cijfertjes.
Erik Boerrigter is directeur van Partin, brancheorganisatie voor het particuliere initiatief in ontwikkelingssamenwerking.