Door Jan Krol
De conclusie na de ledenbijeenkomst op 12 december 2014 van het Instituut Fondsenwerving is mijnsinziens dat de situatie zo dramatisch is als het vooraf leek. Er is eigenlijk ook geen plan, maar een idee. Althans zo werd het genoemd. Op 12 januari 2015 vergadert het bestuur met de ledenraad en de leden zijn van harte welkom om voor die tijd hun input te leveren bij bestuur en ledenraad. Financieel staat het water de organisatie echter tot (al ver boven) de lippen. Er is geen korte termijn overlevingsplan en er is geen ‘plan B’. Het bestuur denkt namelijk dat dit idee ook het enige en grote plan is.
In plaats van een forse groei met nieuwe leden erbij, zoals eind 2012 nog werd voorzien door het IF-bestuur voor 2013, lopen de leden echter weg. Financieel is men bankroet. Door de contributienota’s die er de komende week uit kunnen voor al die leden van wie hun lidmaatschapsjaar van 1 januari t/m 31 december loopt (een fors deel van de leden, met name ook van de oud NGF-leden), kan men qua liquiditeit nog even (maanden hebben we het dan over) vooruit. Mits de crediteuren en met name de bank niet al te moeilijk gaan doen en hun geld opeisen. Eind 2013 was het vermogen van de stichting goed € 114.000,= negatief en had men aan normale baten zo’n € 176.000,= (goed € 150.000,= contributie-inkomsten en verder met name sponsorbijdragen). De normale lasten in dat jaar bedroegen goed € 236.000,=. Meer over de cijfers kun je hier lezen.
Tijdens de bijeenkomst meldde de vice-voorzitter dat dit over 2014 niet veel veranderd is. Hoewel dat verder niet gemeld werd op de bijeenkomst, is aannemelijk dat het aantal leden in 2014 verder is teruggelopen en dat de contributie- (en sponsor)inkomsten in ieder geval dus niet toegenomen zullen zijn en dat dat ook niet in 2015 zal gebeuren. Desalniettemin kiest het bestuur en de ledenraad, er niet voor om naar een overlevingsplan te kijken. Maar kiest men voor ‘het grote idee’. Een stip aan de horizon. En voor het terugschroeven van de service aan de leden door het collectieve abonnement op Vakblad Fondsenwerving te schrappen (zie korte vermelding in de digitale nieuwsbrief aan de leden in november), zonder de contributie overeenkomstig te verlagen. Dit levert zo’n € 25.000,= aan kostenbesparing op, althans bij 500 leden zoals men op de website nog aangeeft te hebben.
Natuurlijk is een langetermijnvisie voor een branche- en beroepsorganisatie erg nuttig. Je moet tenslotte weten welke kant je leden op willen zodat je daar op af kan koersen. Het interessante aan de huidige ontwikkeling is dat in het plan IF 2.0 (nov. 14) van dit bestuur, juist de vereniging en de branche- en beroepsorganisatie worden afgeschaft. We, de leden, worden dus geacht om een plan uit te werken waarmee we ons zelf buitenspel zetten, maar wel contributie nog blijven betalen aan de vereniging die het daarna stort in de bodemloze put van de stichting. Op de vraag van een lid of het dan wellicht niet verstandig is om de stichting ook dit plan te laten uitwerken en de vereniging zelfstandig te houden met haar contributie-inkomsten (en die dus niet af te storten in de stichting) liet de vice-voorzitter zich ontvallen waar hij dan een geldschieter moest vinden voor de stichting. En daar zit natuurlijk het grote knelpunt, de stichting is ’de facto bankroet’.
Op de vraag van een van de leden of hij het goed begrepen had dat er voor het plan van het bestuur minimaal €1.000.000,= nodig is (3 jaar lang €300.000,= + goed €100.000,= voor het negatieve vermogen) werd aangegeven dat het betreffende lid goed kan rekenen. Op een andere vraag van hetzelfde lid naar een plan B werd klip en klaar gezegd dat dit er niet is, omdat het bestuur denkt dat het gepresenteerde plan de weg is die moet worden ingeslagen. Op de opmerking van een ander lid dat de kern van een plan B al was aangegeven (stichting los maken van de vereniging en door met het grote idee / plan van het bestuur en de vereniging zelfstandig door met haar leden) werd aangegeven dat dit lid dat plan dan maar op papier moet zetten.
Het is sowieso de vraag of het bestuur wel zit te wachten op input van de leden, althans op input die niet strookt met de eigen gedachten van het bestuur. Het was, niet alleen voor mij, opvallend hoe er toch vooral getracht werd om steeds maar weer uit te leggen hoe het allemaal in elkaar zit. Meest typerend daarin was wellicht de door de vice-voorzitter zittend luid uitgesproken opmerking aan het eind van de discussie over het validatiestelsel, dat ‘als die mensen die het nu nog niet begrijpen even hun hand willen opsteken, dan zal ik het nog één keer uitleggen’. Dit was in ieder geval niet waar de leden, weer, op zaten te wachten, er stak althans niemand zijn hand nog op. Het komt blijkbaar niet bij dit bestuur op dat leden niet altijd op uitleg zitten te wachten, maar hun mening willen geven in een discussie met hun collega’s, in hun beroepsorganisatie, zodat ze zelf hun mening verder kunnen vormen. En dat een bestuur kan en moet toelichten en meediscussiëren en vervolgens gewoon hoort te luisteren (wat iets anders is dan laten praten) naar hun leden. En als je dat niet kan of wil als bestuurs- (of ledenraads)lid dan stap je gewoon op. Het is n.l. een vereniging, of er nu statutair een ledenraad is ingesteld of niet. En een vereniging is er voor de leden.
DMSA / DDMA
Als (oud-)directmarketingman zie ik in de ontwikkeling bij het IF heel veel overeenkomsten met wat er begin deze eeuw plaats vond bij de DMSA (Nederlandse Associatie voor Direct Marketing, Distance Selling en Sales Promotion), de voorganger dus van de huidige DDMA. Deze DMSA ging eind 2002 failliet. Een zwakke financiële basis (lees een negatief vermogen), zwaar verlies op een nieuwe aanpak van een congres (nieuwe locatie en alle communicatie alleen nog via de nieuwe media), teruglopend ledenaantal, te hoge bureaukosten, te veel nieuwe initiatieven (die geld kostten) en een reclamebureaudirecteur en ‘goeroe’ als voorzitter. Hier kun je er meer over lezen.
Ik had al eerder geconcludeerd dat in het bestuur van het Instituut FONDSENWERVING geen enkele praktiserende fondsenwerver zitting heeft. Met het vertrek in 2014 van de penningmeester lijkt ook de laatste met enig gezond zakelijk en financieel inzicht vertrokken.
Bron: Jan Krol