Een blad maken is iets anders dan een blad lezen. Als je artikelen schrijft, redigeert en corrigeert zou je denken dat de inhoud wel zo'n beetje blijft hangen. Natuurlijk weet je waar de stukken over gaan. Wat er uitspringt blijft je ook wel bij, evenals de context. Maar pas als het blad, een week of twee nadat het naar de drukker is gegaan, op de mat valt en ik de tijd neem om het rustig te lezen, komt de inhoud echt binnen. Ik ken eigenlijk geen collega's die dat anders ervaren.
Want wanneer je na enige tijd je eigen blad openslaat, ben je lezer geworden. Je bent geen schrijver, journalist of redacteur meer. Dat is het moment dat je de inhoud in zijn volle betekenis en in de bedoelde context tot je neemt. Dat is het moment dat je het op je in laat werken en het je op nieuwe ideeën brengt. Dat is helaas ook het moment dat je nog enkele storende fouten tegenkomt. Ook dan pas kom je, ondanks herhaald redigeren, op die ene briljante volzin, waarvan je niet wist dat je ernaar op zoek was.
Maar er zijn uitzonderingen. Dat zijn nooit de stukken die je zelf hebt geschreven, maar altijd die van anderen. Jeroen Talens heeft me met zijn column nogal eens in één keer te pakken. Eén pagina, mooi geschreven, met altijd een verrassende link, een stevige emotie, een wijze les of een handige tip. Nooit overslaan dus.
Collega Caroline Vlietstra had het deze keer ook voor elkaar met haar stuk over Vaarwens en Ambulancewens. Twee ideële organisaties met een heldere doelstelling: de laatste wens vervullen van mensen die nog maar kort zullen leven. Beide klein begonnen vanuit idealisme, om na een succesvolle start met veel realiteitszin op een professioneel niveau verder te gaan. Ze vervullen de wensen van duizenden mensen.
Wat bij mij blijft hangen is de pure emotie van de oprichters. Die drijfveer is nog altijd leidend. Ik heb een aantal oprichters gekend van inmiddels grote en lang bestaande organisaties zoals de Nederlandse Hartstichting, de Hersenstichting en Greenpeace. Dat waren ook van die mensen; emotioneel zeer betrokken en vast van plan zich door niemand tegen te laten houden. Vechtlustige mensen ook wel, die niet per se door iedereen aardig gevonden hoefden te worden.
Wat mij bij veel van die inmiddels grote instellingen opvalt is dat ze, naarmate ze langer bestaan, zich steeds meer gaan gedragen als gevestigde organisaties, onderdelen van geïnstitutionaliseerd Nederland. Ze gedragen zich keurig, doen mee met elk overleg dat ook maar even relevant lijkt te zijn. Ze slaan zelden met de vuist op tafel, laat staan dat ze massaal optrekken naar Den Haag of enige burgerlijke ongehoorzaamheid vertonen om iets gedaan te krijgen. Harde acties hoeven we niet van ze te verwachten. En wanneer er, wellicht door onoplettendheid enkele meer activistische idealisten het polderoverleg zijn binnengeglipt, breekt een milde soort paniek uit.
Het kost me weinig moeite om vanuit die invalshoek te kijken naar de wijze waarop longartsen Wanda de Kanter en Pauline Dekker uit het overleg aan de ‘rooktafel’ zijn gewerkt, mede door KWF Kankerbestrijding, (zelfs) het Longfonds en mijn voormalige werkgever de Nederlandse Hartstichting.
Ik heb twee vragen aan de directies van deze drie goede doelen. Waar zijn in die organisaties nog de oorspronkelijke emotie en vechtlust gebleven, die de oprichters kenmerkten? De tweede vraag hoop ik elk van hen binnenkort persoonlijk te stellen. Als ze me te woord willen staan. Wordt vervolgd.
Reageren? Mail naar jaap@fondsenwerving.nl