Het Centrum voor Filantropische Studies van de Vrije Universiteit brengt vanaf 1995 elke twee jaar een onderzoek uit naar het geefgedrag van huishoudens, individuen, fondsen, bedrijven en goededoelenloterijen. Dat gaat grotendeels over geld, maar ook aan goederen, gesponsorde tijd en expertise, en vrijwilligerswerk wordt aandacht besteed. Het (tot nu toe) laatste rapport verscheen in 2017. Kortgeleden bleek dat de voortgang van het onderzoek al sinds 2015 in gevaar is (zie Kort en Goed in dit nummer).
Na gesprekken met het veld concludeert de VU dat de communicatie met relevante doelgroepen, zowel voorafgaand aan het onderzoek als over de resultaten, moet worden verbeterd. Er is een betere aansluiting nodig met praktijk en beleid. Hoewel de VU met brancheorganisaties en fondsen spreekt, is bekendgemaakt dat er nog geen oplossingen zijn. We kunnen daarom in 2019 geen nieuw onderzoek tegemoetzien.
We hebben de afgelopen jaren uiteraard diverse malen gepubliceerd over de onderzoeksresultaten. Naarmate de tijd vorderde werd ons duidelijk dat er in de periode tussen twee rapporten geen spectaculaire veranderingen te zien waren. Als je tendensen zichtbaar wilt maken, kun je de frequentie best een stuk terugbrengen, bijvoorbeeld naar eens in de vier of vijf jaar. Een tweede belangrijke aspect is dat aan de rapportage geen conclusies ontleend kunnen worden over de ontwikkeling van de geefbereidheid, terwijl dat – wellicht ongewild – natuurlijk wel gebeurde. Punt is namelijk dat de geefbereidheid in hoge mate samenhangt met de professioneel gestelde geefvraag. Zolang je niet precies in kaart brengt hoe die zich ontwikkelt, valt over de geefbereidheid weinig zinnigs te zeggen.
Uit de kritiek die de gesprekken met belang- hebbenden kennelijk hebben opgeleverd, valt vast te stellen dat de sector aan het onderzoeksresultaat zoals we dat kennen, weinig behoefte heeft. Je kunt er als fondsenwerver dan ook nauwelijks conclusies aan verbinden, waar je bij de ontwikkeling van je wervende werk iets aan hebt. Dat is geen verwijt, want zo was het onderzoek volgens mij ook helemaal niet opgezet. Maar het is dan wel logisch dat er weinig draagvlak is in de sector om er met succes naar financiering te zoeken.
Onderzoek waar de fondsenwervers iets aan hebben zou er heel anders uitzien dan Geven in Nederland. Het zou betekenen dat van de huidige opzet grotendeels afscheid genomen moet worden, om iets nieuws te ontwikkelen. De vraag is of dat het werk moet zijn van de universiteiten, die zich in Nederland van nature niet richten op de wervingstechnieken, maar veel meer op algemene filantropische aspecten.
Maar Geven in Nederland mag niet verdwijnen. Het is belangrijk om, op de manier zoals Geven in Nederland dat deed, de grote ontwikkelingen in de Nederlandse filantropie in kaart te brengen. Voor iedereen die zich actief bezighoudt met de relatie overheid en filantropie, levert dat zinvolle informatie en inzichten op. Naar mijn mening zou juist de overheid er zich sterk voor moeten maken dat Geven in Nederland wordt voortgezet. Dat volgt ook onverkort uit het belang dat de overheid hecht aan de filantropie en een goede samenwerking met die sector, zoals verwoord in het convenant ‘Ruimte voor Geven’ dat een aantal jaren geleden juichend werd gepresenteerd. Niet het geld van de gevers, maar van de belastingbetalers moet worden ingezet voor de voortzetting van Geven in Nederland. Budgettair moet dat kunnen. Ik heb begrepen dat de overheid de helft van de kosten wil betalen en zich voor langere tijd wil vastleggen. Dus als de frequentie van het onderzoek wordt teruggebracht naar eens in de vier jaar zijn we eruit.