Misschien was de verleiding groot om je op de warme zomerse donderdagmiddag op het nabijgelegen terras in het Westerpark te verschansen. Maar de zaal ‘Westerliefde’ zat vol. Dus weinig tot geen spijbelaars in het land van de goede doelen. 16 juni was de middag van de introductie van de Goede Doelen Index. De Radboud Universiteit Nijmegen heeft samen met het CBF de data van zo’n duizend (ruim zeshonderd gecertificeerde en de rest zonder certificaat) goede doelen geaggregeerd, met als uitkomst twee hoofddimensies: de maatschappelijke waarde- en de financiële gezondheid van de sector.
Opening
De middag werd geopend door Harmienke Kloeze, directeur van het CBF en daarna geleid door Splinter Chabot. Voor Kloeze was de middag geslaagd als er een goede uitwisseling zou komen tussen de zaal, het forum en de onderzoekers. En die kwam er.
--
Harmienke Kloeze, directeur CBF: ‘Het is goed om eens naar buiten te komen met een positief verhaal. Het beeld van de sector in het rapport is namelijk positief. De goededoelensector levert een grote bijdrage aan de samenleving, is veerkrachtig en financieel gezond."
--
Chabot gaf aan dat hij de straatwervers bij het station altijd vriendelijk te woord staat en zodoende menig doel maandelijks steunt. Als kind droomde hij veel. Later merkte hij dat de droomwereld niet bestaat maar dat goede doelen wel stukje voor stukje de wereld beter maken.
Het onderzoek
Data analist van het CBF Diederik van der Plas en Lou Schulpen, docent en onderzoeker aan de Radboud Universiteit, presenteerden hun bevindingen. Het volledige rapport is online te vinden bij het CBF.
De Goede Doelen Index (GDI) bestaat uit de twee eerdergenoemde hoofddimensies, vijf sub-dimensies en dertien indicatoren. De dimensie ‘financiële gezondheid’ is te herleiden uit de jaarverslagen. De ‘maatschappelijke waarde’ wordt ook in cijfers uitgedrukt, maar blijkt later op de middag het punt van discussie te zijn. De onderzoekers belichten hun onderzoeksmethodiek en belichten die zaken die hun zijn opgevallen.
Een greep uit hun verhaal. COVID-19 heeft een dip laten zien op meerdere indicatoren maar is eigenlijk ook weer heel snel hersteld op het oude peil van voor corona. Alleen het aantal vrijwilligers blijft nog achter. Het spaarpercentage is na corona flink toegenomen. Kennelijk is men minder in staat om het geld uit te geven en/of heeft men tijdens de pandemie pas op de plaats gemaakt om eventuele tegenvallers op te kunnen vangen.
De gezondheidsfondsen zijn qua maatschappelijke waarde naar beneden getuimeld. Kleine organisaties zijn tijdens corona relatief harder geraakt. Bij de categorie Dieren en gezondheid zijn de wervingskosten het hoogst: verklaring kan zijn dat zij relatief meer inkomsten halen uit particuliere donateurs en minder uit subsidies.
Tegelijkertijd heeft corona relatief weinig invloed gehad op de maatschappelijke waarde. Dat hadden de onderzoekers niet verwacht. Ook had men niet verwacht dat gezondheidsorganisaties redelijk geraakt zijn.
Het panel
In het panel zaten directeur van het Rode Kruis Marieke van Schaik, voorzitter van Goede Doelen Nederland en van de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) Jan van Berkel, Managing director bij de Goede Doelen Loterijen Jonne Arnoldussen en onderzoeksjournalist Sander Heijne. Hij schreef twee boeken met als thema het effect van bureaucratische systemen en marktwerking op ons alledaags bestaan.
Aan de hand van stellingen kwamen de reacties op het rapport los. Marieke van Schaik vond dat de cijfers een verhaal nodig hebben. Het rapport is een goede eerste stap, maar er moeten nog grote slagen gemaakt worden. Jan van Berkel vindt dat het gaat om hoeveel natuur je gered hebt en hoeveel mensen, niet alleen om hoeveel euro’s er zijn besteed. Jonne Arnoldussen vindt het rapport zeker bruikbaar voor zijn werk bij de Goede Doelen Loterijen. Ook voor journalisten is het rapport bruikbaar, aldus Sander Heijne. Hij denkt niet dat een donateur er iets aan heeft. ‘Je weet toch dat werving en besteding geld kost.’ Hij begrijpt de kramp niet die goede doelen hebben om dat gewoon uit te leggen.
Er ontstaat vervolgens een wat verwarrende discussie over de moeilijk te meten impact. Is de maatschappelijk waarde dan geen goede indicatie? Wat is de stem van de begunstigde in dit geheel? Is die niet ook aan zet om iets te vinden van de maatschappelijke waarde van goede doelen? En de donateurs en gevende partijen? Het lijkt gewenst als de onderzoekers zich daar over buigen voor het volgende rapport. Of blijven we hangen, zoals Marieke van Schaik aangaf, bij dat het een mooie benchmark is waar we van kunnen leren.
Kloeze: ‘We zijn nog niet bij het gedroomde ideaal. Het is lastig om iets over de impact van de sector als geheel te zeggen. We blijven het gesprek aanjagen om tot een eenduidige taal te komen. De realiteit is dat we nu nog over appels en peren spreken.’
Mijn afdronk als relatieve buitenstaander en donateur: doe de ramen en deuren open en zet de donateur en de impact op de begunstigde centraal. Dan valt er echt wat te leren en geef je nog meer betekenis aan maatschappelijke waarde.
De middag werd afgesloten met een gedicht van Myron Hamming
‘………vandaag laten we cijfers en data spreken, die bewijzen wat wij diep van binnen, allang wisten, ja, vandaag is een bevestiging, een bevestiging van al dat werk dat we wisten te verzetten, al die daden stuk voor stuk statements, verhalen die vertellen hoe onmisbaar we zijn, dus als je straks naar huis gaat, als je morgen weer opstaat en je dag begint als zovele, onthoud dan;
als je om je heen kijkt, en droomt van weer een morgen,
als je de wereld voor je ziet, met stukjes van je hart en wat ze betekenen,
voor zoveel mensen.'